Kleine Vuurvlinder

Kleine Vuurvlinder / Lycaena phlaeas

De Kleine Vuurvlinder (Lycaena phlaeas) is een vlinder uit de familie Lycaenidae, de kleine pages, vuurvlinders en blauwtjes.

De wetenschappelijke naam phlaeas betekent “vol” of “overlopend van” en is de bijnaam van diverse Griekse goden.[1] De naam werd, als Papilio phlaeas, in 1761 door Carl Linnaeus aan de vlinder gegeven, waarbij hij verwees naar eerdere beschrijvingen en afbeeldingen ervan door Merian, Petiver en Ray. De naam phlaeas nam hij niet van een eerdere auteur over maar gaf hij zelf.

De bovenzijde van de voorvleugel is oranje met onregelmatige zwarte vlekken en een bruine rand. Aan de onderzijde is de tekening vergelijkbaar, maar met een licht grijsbruine bruine rand en lichter oranje. De achtervleugel is aan de bovenzijde bruin met wat zwarte vlekken en een oranje veld bij de achterrand. De onderzijde is licht grijsbruin en heeft een heel onduidelijke tekening: hieraan is de soort in Europa gemakkelijk van andere vuurvlinders te onderscheiden. Bij sommige ondersoorten buiten Europa is echter een duidelijke oranje band langs de achterrand van de vleugel te herkennen.

Het verschil tussen de mannelijke en vrouwelijke exemplaren is niet zo groot: aan de onderzijde zijn de zwarte vlekjes op de voorvleugel van het vrouwtje groter en meer ongeordend.

In zeer kleine aantallen worden exemplaren waargenomen met een lichtgele of witte in plaats van het oranje tekening.

Met een voorvleugellengte van rond de 13 millimeter is de kleine vuurvlinder een vrij kleine vlinder.

De kleine vuurvlinder komt in heel het Palearctisch gebied algemeen voor. Ook in het Nearctisch gebied en in oostelijk Afrika komt de vlinder voor. De soort vliegt tot een hoogte van 2400 meter in berggebied. Hij komt ook boven de poolcirkel nog voor. De habitat bestaat vooral uit open gebieden, met name schrale graslanden en duinen en heide, maar de soort wordt ook in tuinen en wegbermen waargenomen.

De vliegtijd in Nederland en Belgiƫ is van maart tot en met oktober, in twee of drie jaarlijkse generaties. De grootste aantallen vlinders worden gezien in augustus en september.

Het mannetje zoekt een vrouwtje om mee te paren. Er zijn twee zoekstrategieƫn: patrouilleren en op wacht zitten. Bij het patrouilleren vliegt een mannetje rond en zoekt actief naar een vrouwtje. Bij het op wacht zitten, blijft een mannetje aan de grond en vliegt het op als er een soortgenoot verschijnt. Recent onderzoek aan een ondersoort van de kleine vuurvlinder geeft aan dat bij hogere lichtintensiteit er meer wordt gepatrouilleerd. Vermoedelijk kunnen vlinders die patrouilleren makkelijker warmte kwijt aan de omgeving. Vrouwtjes paren in hun leven slechts een keer, mannetjes zijn vrij vasthoudend bij het aandringen op paring. Als vrouwtjes hebben gepaard, voorkomen zij daarom toenadering door aandringende mannetjes door hun vleugels gesloten te houden.

De eitjes worden bij volle zon afzonderlijk afgezet op de onderkant van het blad van de waardplant. Een wijfje dat eitjes gaat afzetten heeft een lage vlucht die vaak wordt onderbroken. Als er een wolk voor de zon schuift, wordt het afzetten van de eitjes onderbroken. In het voorjaar heeft het wijfje een voorkeur voor hoge planten in hoge begroeiing, in het najaar voor lage planten in een lage begroeiing.

Vlinders en Rupsen kijken tijdens uw vakantie op Monte Horizonte in de Alentejo regio van Portugal. Natuurvakantie midden in de natuur van Zuid Europa. Ideaal voor het fotograferen van Vlinders en Rupsen en natuurfotografie in het algemeen.